DE BEKROMPEN BURGER


O, BAH DIE! Er is geen groter zonde die Eva meer zou kunnen haten dan hem. Alle Don Quichotte's ter wereld, zelfs de imitaties, zou ze kunnen leren lief te hebben, maar zo een... brr! Je zou haast kunnen geloven dat Eva in het paradijs de appel stal, alleen om Adam te beletten in zijn geluk 'n bekrompen burger te worden. De bekrompen burger is namelijk de antipode van een echte vrouw. Hij is de man die alleen maar op de aarde kleeft, en de hemel niet eens wil erkennen, omdat die boven zijn begrenzde wereldje uitrijst. 't Allerliefst zou hij ramen en deuren van zijn huis dichtspijkeren, om van de lente geen hooikoorts te krijgen en het bruisende leven zijn drempel niet te laten overschrijden. Zijn levensopvatting is duidelijk, en daar is niets tegen in te brengen: in rust verteren

Hij haat afwisseling en veranderingen. Hij is nu eenmaal gewend op het linker trottoir van een straat te wandelen, daarom blijft hij thuis als op een goede dag alleen maar de rechter stoep begaanbaar is. Verrassingen vindt hij allerellendigst, hij wil zelfs geen onverwacht buitenkansje, omdat hij zich daar eerst helemaal op had moeten instellen. Zelfs zijn verjaardagsontbijttafel maakt hij het liefst voor zichzelf klaar. Hij wil rust hebben en geen aandeel aan welke beweging dan ook, die hem uit zijn langzaam indutten zou kunnen opschrikken. Nieuwe gedachten doen hem pijn, en sleur komt bij hem in plaats voor geestesgesteldheid. Hij leeft van de herinnering aan de daden van zijn eerste jeugd, waaruit hij genoeg ervaringen opdeed voor zijn hele leven. Nu heeft hij niets meer te ondervinden, niets meer te beleven, alles verveelt hem, niets beweegt meer in hem, hij is zo rijp als het insect dat zich inpopt voor de winter.

Hij heeft een oververzadigd, zelfingenomen en plechtig gezicht, er is geen schepsel -behalve een kameel- dat zo'n plechtige waardigheid ten toon spreidt als hij. De bekrompen burger leeft in alle lagen van de maatschappij. Heel dikwijls stamt hij uit de groep der vroegrijpe pretmakers, die tussen hun achttiende en achtentwintigste jaar het leven tot oververzadiging toe hebben genoten, en het huwelijk beschouwen als een reddende haven, nadat ze voor eeuwig hun vrolijke tochten op avontuur hebben afgezworen. Ze gooien het anker uit, en wijden zichzelf en hun hele huisgezin levenslang aan de absolute stilstand. En dan kan de vrouw nòg zo heftig aan de ankerketting rammelen, en vol verlangen zeil en vlag in de wind hijsen, buiten kan de mooiste storm loeien of de prachtigste zonsopgang te zien zijn, de bekrompen burger rust, verteert, en ziet en hoort niets.
En wanneer de vrouw er genoeg van krijgt altijd maar weer haar harteslag te temperen, als ze naar leven, lucht en wijdte roept, dan haalt de bekrompen burger zijn schouders op, en zegt geërgerd; "Zet die dommigheden toch uit je hoofd, en wees tenminste blij dat ìk ze achter de rug heb!"

O, ellendige bekrompen mannen, jullie weten niet hoe een vrouw je haten kan.

En dan wil ik nu graag de ideale man omschrijven.

Appel