DE KARAKTERLOZE ZWAKKELING

Dit, beste Adam, geldt natuurlijk alleen voor je buurman. Wie zou het ook wagen jou, de sterke, de onverzettelijke, zelfs ook maar in een droom van zo'n mannelijke eigenschap te verdenken! Het is de buurman maar, de boze buurman. Ik bedoel niet diegene aan je linkerkant, weet je wel? dat opvouwbare kereltje, met die bibberknieën en dat piepstemmetje, die altijd al ja zegt voor hem nog iets gevraagd is, de man die al in de houding gaat staan of buigt als een knipmes, wanneer zijn bureauchef alleen maar hoest.

Nee, die bedoel ik niet, die zielepoot, die voor het leven, voor de openbare mening, voor de overheid mechanisch zijn hoofd in zijn schouders trekt. Ach nee, daar heb je te veel mee te doen dan dat ik om hem zou kunnen lachen; en de angst die in zijn toegeknepen oogjes flikkert als hij achter de rug van zijn huiskruis het waagt vrij te ademen, die angst kan me niet amuseren en niet ergeren. Nee, dat soort zwakkeling bedoel ik niet.

Je rechter-buurman meen ik. Ken je hem nog niet? Hij ziet er niet precies uit als en pantoffelheld, hij heeft iets statigs, ik zou haast zeggen iets heerszuchtigs. Bij hem was de natuur niet in twijfel, zoals zijn buurman, of ze een man of een vrouw van hem zou maken. Hij is een man, een echte man, een Adam net als jij, mijn vriend. Hij is de man die altijd de moed bezit om de ellende van anderen te verdragen, maar uit medelijden met zijn zieke of arme familie er tussenuit knijpt. Hij is de zwakke man, die geen vrouwenlachje onbeantwoord kan laten, en geen stand houdt voor de spot van zijn vrienden. De buurman aan de rechterkant is de man van de honderd leugens en uitvluchten, de man die iedere openhartige uiteenzetting uit de weg gaat, die liever brieven schrijft dan je oog in oog te zien. Hij is de man die graag rozen steelt, maar dan alleen de bloemen, de doornen laat hij aan anderen over.

Verantwoording voor zijn doen en laten wil hij niet dragen, en zijn losbandigheden verontschuldigt hij met sofismen. Zijn uitknijpen dekt hij graag met filosofische overwegingen. Wordt hij op heterdaad betrapt, dan breekt zijn woede los. In het dagelijks leven is hij de man die zich achter zijn vrouw verschuilt om de gedienstige een standje te geven en haar überhaupt met alle mogelijke vervelende werkjes opknapt onder voorwendsel dat dit dingen zijn die de vrouw aangaan. Hij is de man die niet tegen een nederlaag kan, en moeilijke situaties wil forceren door te dreigen met zelfmoord. Alleen te midden van de kudde wordt hij zich van zijn kracht bewust, hij huilt met de wolven, en stormt slechts dan voorwaarts, wanneer gelijk met hem honderd anderen hun hoofd te pletter lopen.
Zeg vriend Adam, moet je zo hier en daar de rechterbuurman niet als een bekende toeknikken?

En de volgende: de plechtigaard

Appel