DE MODERNE BLAUWKOUS

Vraagt meer dan honderd wijzen kunnen beantwoorden, en uitgerekend dan, wanneer haar man dood-op thuis komt. Telkens weer moet die arme Adam zijn eindexamen afleggen, en nooit mag hij zakken, maar hij komt er toch ook nooit glansrijk door. Ze heeft een akelig zekere en zelfbewuste stem. Als ze een glas water wil hebben, kom je in de verleiding haar H2O aan te bieden.

Ze weet alles, en antwoordt nog vóór je een vraag helemaal hebt uitgesproken, maar vast en zeker nooit zonder er een vermaning of terechtwijzing aan toe te voegen. Ze is altijd even ernstig en voor haar nuchtere, doordringende blik vergaat elk zweempje van onbezonnenheid. Haar met citaten doorspekte geleerdheid werpt zich op ieder onschuldig gezegde, en ze is eenvoudig niet in staat ook maar de kleinste beminnelijke domheid te begaan. Ze vergist zich nooit, ze verspreekt zich nooit, en bezit zo'n fanatiek geloof in de alleenzaligmakende wetenschap, dat zelfs geleerden er voor op de vlucht slaan.

Zij volgt nooit een spontane opwelling, want die heeft ze niet, slechts bedachtzaam overleg; ze heeft geen intuïtie, alleen maar logica. Hart, ziel en hersens lijken op een feilloos geslepen kristal, dat het licht in de prachtigste kleuren van de regenboog weerkaatst, maar geen warmte uitstraalt. Haar wetensdrang kent geen grenzen en geen schaamte, en mist elk gevoel voor de juiste stemming en de juiste tijd. Die drang is altijd aanwezig, en blijvend onbevredigd, boort hij zich in alle kronkels van het mannelijk denken, en zuigt zich begeerig erin vast. De al te intellectuele vrouw analyseert zelfs haar liefde; maakt van elk gevoel een probleem, en ontleed het anatomisch tot het dood is. Naast haar kan geen geluk opbloeien, want ook het geluk wil zij met haar verstand grijpen.

En de volgende: de rusteloze

Appel