DE STIJFDEFTIGE DAME

Ze verkeert dag en nacht, zelfs als ze slaapt, in de hoogste kringen, en daalt er nooit uit af, want wat er zich in de lagere regionen afspeelt kan haar niet schelen. De dame van de bovenste sport der beschavingsladder kent stof noch straatvuil, en de regen kan slechts tot haar aandacht doordringen in zoverre hij zacht ruisend neervalt op gazons en perken. Iedere doodgewone gebeurtenis vindt ze een vernedering, en elk krachtig woord is een klap in haar gezicht.

Ze is nooit ziek, hoogstens niet zo goed gedisponeerd, ze zweet nooit (fi donc!) maar zal op zijn hoogst transpireren, en op tuinfeesten trekt ze nooit haar handschoenen uit. Loopt ze langs velden, heerlijk fris van de dauw, dan neemt ze angstig haar japon op, en in de tram zet ze haar auto-gezicht. Ze lacht nooit echt smakelijk, hoewel ze duizend nuances heeft voor haar glimlach. Evenals voor haar groet, die alleen iemands maatschappelijke positie geldt, nooit hemzelf. Haar hele leven is niets dan een voorstelling van officiële poses. Ze is de vrouw der afgestemde gevoelens, en zelfs de Vesuvius moet zich voor haar tot een vuurwerk beperken. Het grootste leed valt machteloos van haar af, omdat ze het "ordinair" vindt zich op te winden. Dood, geboorte en huwelijk zijn voor haar aanleiding tot beleefdheidsgesprekken.

Ook haar eigen man heeft haar nooit in extase, en nooit in verlegenheid gezien. Altijd, zelfs als ze verkouden is, is ze even keurig. En gáát het eens wat minder keurig toe in haar nabijzijn, dan is zij geestelijk afwezig. Nooit heeft ze haar kinderen eens echt geknuffeld of met hen gestoeid, en de kus van haar echtgenoot beantwoord ze met een reflex. Ze grijpt naar haar kapsel om het weer glad te strijken. In haar tegenwoordigheid mag haar man geen honger hebben, hoogstens eetlust, hij mag niet niezen en alleen, als het dan móet, door zijn neus geeuwen. Alwat de familie van haar innerlijk afweet is slechts de aanmaning: "Houd je rechtop!"

En de volgende: de sloddervos

Appel