DE IDEALE MAN

NU ZOU JE natuurlijk wel eens graag willen weten, beste Adam, hoe wij ons in onze dromen een ideale man voorstellen. Je lacht eens spottend, en meent dat je dat heus wel weet: de ideale man is altijd diegene, die wij niet hebben gekregen! Geloof je dat echt? Of is het de filmheld met het profiel van een vlieger-officier. Of de knappe, keurige bedrieger met Lebemanns-manieren. Of doodeenvoudig Don Juan, als het niet de kampioen-bokser is. In geen geval de brave echtgenoot en goede huisvader.

Ik moet toegeven, mijn beste Adam, ook al heb je geen gelijk, in de grond ben je er niet zo helemaal naast. Wij wensen ons wel een goede huisvader en een degelijke echtgenoot, maar het is niet om zijn degelijkheid of zijn goedmoedigheid dat wij van hem houden. Wij kunnen er niets aan doen, waarschijnlijk heeft de natuur ons zo gemaakt, dat wij vrouwen andere mannendeugden hoger schatten. Waarom zou ik niet eens oprecht zijn? Wij willen elkaar toch eerlijk de waarheid zeggen, en geen knollen voor citroenen verkopen. Laat je niets wijsmaken als mijn zusters je soms mochten verzekeren dat zij er anders over denken. We denken er allemaal precies hetzelfde over. Zeg haar dan dat je wel beter weet, want ik, ik heb de moed, de oude, de eeuwig-jonge, de onveranderlijk-echte Eva te zijn, en wij zoeken nog steeds hetzelfde in jou, Adam, als duizenden jaren geleden al in de mode was.

Met weinig woorden klaar en krachtig gezegd : de ridder zonder vrees of blaam.

Je kunt intussen lang wachten voor zo'n moderne amazone je dit zal toegeven. Zij zal tegenover jou waarschijnlijk met een flinke sportsman dwepen, met een energieke man van de daad, met een optimistische kameraad, een vastberaden leider, een baanbrekende geest - allemaal praatjes! In de grond verlangen wij van een man moed, moed en nog eens moed. Je lacht spottend, en denkt aan de betovering die uitgaat van een uniform. Ach nee, Adam, je vergist je. Ik heb geen zin in je vechtpartijen, ook niet in je oorlogen of je bekvechterij ter politieke vergadering. De moed, die ik van je verlang, heeft niets te maken met ruwheid. Het is vooreerst de moed om te leven en een schepsel Gods te zijn. De moed ja te zeggen tegen zon en storm, tegen geluk en ongeluk, de moed het bestaan te aanvaarden en datgene te volbrengen wat alleen door jou arm kan worden volbracht. De moed, op te komen voor je huisgezin, je ideeën, je familie, je land, de moed om te werken en voorruit te komen. De moed een ideëele of materiële baanbreker te zijn, voor alles de moed om verantwoordelijkheid te dragen.

En nu, Adam, kijk je mij niet meer open en vrijmoedig in de ogen, want ze hebben sinds lang de last der verantwoordelijkheid ontwend. De grote maatschappij, de algemeenheid nam ze van je af, en daar men die onmogelijk ter verantwoording roepen kan, kwam de chaos waarin wij ons nu bevinden, en die ontstaan is uit de lafheid der millioenen. Kijk eens, vriend Adam, juist datgene wat je spot opwekt, dat gedweep van eva met de helden en boemelaars van film en roman, is niets anders dan een - helaas vaag - maar heftig verlangen naar een bevrijdend mensdom, dat met liefde verantwoordelijkheid op zich neemt. De ziel van de vrouw is als de ziel van een volk, dat zich instinctief in de armen werpt van de eerste de beste man, die besloten heeft de verantwoording te dragen.

Een krachtpatser hoeft de man daarom nog lang niet te zijn. Al die krachtpatserijen en die bicepscultuur van onze tijd zijn maar een erzats voor het gebrek aan geestkracht. Het spel nam de plaats in van het leven, de vuist kwam de hersenen vervangen.

Maar de moed moet ook breed van allure zijn. Een kleingeestig man is geen man - of hij nu in bijzijn van zijn vrouw met de kelner ruzie maakt over een vergissing van een paar centen, of te peuterig-voorzichtig is om een beslissend woord te spreken. Een vrouw haat krenterigheid in denken en doen. Sta mij een kleine kanttekening toe, beste Adam: Duizenden jaren al wordt de vrouw gedwongen zich voortdurend met kleinigheden te bemoeien, zij moet de prijs weten van bieten en aardappelen, zij moet reken in knopen en spelden. Denk je nu eens in hoezeer in al die eeuwen haar verlangen naar breedheid is gegroeid, naar meesterschap over het leven, naar bevrijdende uitgestrektheid, naar het gebaar met allure, naar één keer verkwistende overvloed van geest en ziel. Zij wacht op jou, om haar kooi te ontsluiten, haar de ruimte terug te schenken, en zo de wereld voor haar te openen.

Zie je, Adam, zo komen wij langzamerhand achter het geheim van de grote betovering van Don Juan. Je hebt het mis, als je denkt dat zijn kracht berust op het doorzien en uitbuiten van de vrouwelijke ijdelheid, en op zijn handigheid om de avonturenlust in de vrouw te wekken. Dat is maar voor een klein gedeelte waar. Zijn geheim bestaat hierin, dat hij voor een ogenblik zijn persoon zonder enig voorbehoud en op vorstelijke wijze kan wegschenken, en met zijn persoon de hele wereld. Deze bravour, deze stoutmoedigheid is het die zo suggestief op een vrouw werkt. Zij wil, ook al zou zij er nóg zo zwaar voor moeten boeten, liever een volgeschonken uur genot, dan een leven lang lauw-warme hartelijkheid en zuinige belangstelling. En dat niet alleen voor haar eigen persoon. Zij wil de man gróót zien, ook in de wereld. Natuurlijk, niet iedereen heeft het arbeidsveld van Napoleon, (dan zou de wereld er na een paar weken aardig uitzien!) ook niet het universele genie van Michel Angelo, Maar iedere man kan, binnen de beperking die het lot hem gesteld heeft, een groot mens zijn. Een flinke boer (met grootheid in karakter dus) brengt het al gauw tot een koningschap in zijn dorp! En dan moet de man adel bezitten. Zijn woord moet onveranderlijk voor altijd gelden. Zijn nee zij nee. Zijn ja zij ja. Daarop moet men als een rots kunnen bouwen. Adel is een echt mannelijke deugd, het is de goedheid van een man, die niet voortkomt uit een sentimenteel hart, maar uit ware zielegrootheid. Het is dat absolute rechtvaardigheidsgevoel, dat hem beschermt voor elke onredelijkheid. Het is de oprechtheid en loyaliteit, die al het lage laat terugwijken, Adel is de bereidheid om te helpen, zonder weekhartigheid, zonder hoogmoedigheid, alleen uit het inzicht van de noodzakelijkheid. Adel is nog meer: het is de strijd zonder haat. Wanneer de man deze eigenschappen bezit: moed, grootsheid en adel, dan is hij echt een man. Er is maar weinig, heel weinig voor nodig om van jou een ideale man te maken. Het zijn maar kleinigheden die je nog kunnen ontbreken. Als ik ook even over "uiterlijkheden" iets mag zeggen, dan moet ik opbiechten, we hebben graag dat een man er verzorgd uitziet, maar het moet geen fat zijn. Hij lette een beetje op een rechte fiere houding, maar zonder stijfheid; hij moet situaties vermijden, waartegen hij toch niet is opgewassen, zonder zich belachelijk te maken. Zijn ridderlijkheid tegenover vrouwen moet echte ridderlijkheid zijn, en geen poging om in de gunst te komen, of een uitgave die men met rente op rente weer hoopt terug te krijgen. De ridderlijkheid van de man moet voor allen gelden die zijn bescherming en zijn tegemoetkoming nodig hebben, de oude vrouw uit het volk even goed als een vorstin, een onbeholpen kind zo goed als het aardige jonge meisje.

Als de man weer zal leren met vrouwen te praten en om te gaan, zal hem een heleboel duidelijk worden wat hem in het huwelijk nu onverklaarbaar en onbegrijpelijk is. Het is nu eenmaal een zwak van vrouwen, wat ik eigenlijk niet graag opbiecht, dat zij veel om mooie woorden geven. De emancipatie heeft daar niets aan veranderd. Een hartelijk woord, een warme klank, zijn voldoende om haar te veroveren. Men verwondert zich vaak over de opofferingsgezindheid van de vrouw voor uitgemaakte spitsboeven. Wees ervan overtuigd, lieve Adam, dat zulke schooiers iets kunnen wat jij niet kunt: op het juiste ogenblik dank je zeggen en zich verheugd tonen. Ze mogen dan al stelen, bedriegen, moorden, - op het juiste moment zullen ze dat woord, dat lok-woord weten, dat de vrouw naar hen toe dwingt. Ik weet dat jij het ook kunt, dat liefdoen; je schrikt er nu en dan zelfs niet voor terug de Pegasus te bestijgen en de Muze der dichtkunst aan te roepen voor je verloofde. Je vind woorden van liefde, van bewondering, van extase. Zolang de aanbedene niet in jouw bezit is. Behoort zij je echter eenmaal toe, dan stijg je van de pegasus af, zegt de dichtkunst vaarwel, en je liefde kent geen mooie vormen meer. Ze is zakelijk geworden, en dat kan de vrouw niet volgen. Je bent zuinig met kleine beminnelijkheden, met beleefdheden en lof. De vrouw kan verzinnen wat ze wil om jou gelukkig te maken en je liefde te behouden, je zult haar je leven lang geen aardigheid meer zeggen. Je meent dat je haar al genoeg prijst zo lang je geen aanmerkingen maakt. Wij denken daar anders over, Adam !

Je moet me af en toe zeggen, dat je nog van me houdt, dat m'n uiterlijk je nog bevalt, ook na twintig huwelijksjaren, vooral dan als mijn haren grijs worden. Zeg me dan dat het mij goed staat en dat je helemaal geen rimpels bij me ziet. Zeg ook eens iets van mijn nieuwe hoed, en laat me horen dat het eten je vandaag goed smaakte. Wees ook na de geboorte van mijn eerste kind hoffelijk tegen me, en geef me voor mezelf geen gevoel van minderwaardigheid door me te verwaarlozen.

Sinds de schepping van het eerste mensenpaar zijn er vrouwen - en werkelijk niet weinig - die haar leven lang er naar snakken één enkel keertje iets anders te zijn voor de geliefde man dan de gemakkelijke sleur en de voortbrengster van zijn kinderen, of de onbetaalde huishoudster. Wist jij, mijn beste Adam, dat de ontrouw bij een vrouw bijna altijd voortkomt uit een nooit gestild verlangen naar het geheim, de schoonheid en de tederheid, die aan jou bezit-zekere liefde ontbreken? Wees jij dan de tovenaar, die staat tussen haar en de onmeedogenloze natuur, de grauwheid van het alledaagse leven, waar zij meer mee te maken heeft dan jij, en strooi er een beetje stofgoud over, ook al zou dat eigenlijk maar zand in haar ogen strooien zijn. Laat haar, zoals eens in je levenslente, geloven aan de schoonheid en de belangrijkheid van haar bestaan voor jou. Laat zij zich aan jouw zijde als een meesteres van het leven voelen, en niet als een martelares van de sleur, de liefde en het huisgezin. Je zult verbaasd staan hoeveel geluk dat ook voor jou kan betekenen.

Zeg niet, dat zijn maar woorden en gebaren. Heb je nooit gemerkt, dat het mooie harmonische gebaar mettertijd onze hele verschijning vorm geeft? En wat de woorden betreft : weet je niet, dat een klein steentje voldoende kan zijn om te verhinderen, dat een grote wagen van de berg afrolt? En dat datzelfde steentje een mens kan doden? Je kunt met één woord een vrouw voor haar leven kwetsen, met één woord haar ook al het geluk der hele wereld schenken. Niet voor niets staat in de Schrift: "In den beginne was het Woord." Het woord heeft een magische kracht. De dingen, die het opriep uit de vormloze chaos, zal het mettertijd ook dwingen te ontstaan. Zeg jouw Eva dikwijls, dat zij je geluk uitmaakt, dan zal ze het voor jou en je huisgezin ook werkelijk worden. En nu, lieve Adam, zijn we weer aangeland bij mijn eerste eis. Is dit alles, wat een vrouw van een ideale man vraagt, niet in één woord: ridderlijkheid? Vandaag nog, precies als voor duizenden jaren, Adam, mijn held :

Een ridder zonder vrees of blaam !

Verder met "De ideale vrouw".