DE IDEALE VROUW

TWEE EIGENSCHAPPEN moet de ideale vrouw absoluut bezitten: goedheid en vrolijkheid. Moederlijke goedheid. Dat is de schoonste bloem, die Eva uit het paradijs mocht meenemen, de hemelse klank, die mensen altijd weer laat dromen van hun goddelijke afkomst; ze is het reinste, lichtste en heerlijkste bezit, waaruit de verlossing wordt geboren. Deze absolute goedheid is de kracht, die de man van den beginne af altijd weer tot de vrouw heeft getrokken, waarvoor zijn hoogmoed en zijn wantrouwen zich vrijwillig bogen. Deze moederlijke goedheid is uit de eerste liefde, de Al-liefde geboren. Wie zal het ooit zingen, het hooglied der moederlijke goedheid? Van welke dichter zijn de handen rein genoeg, welk mensenhart is wijd genoeg om ze geheel te omvatten? Deze goedheid is geen zwakte maar kracht, zij is de wonderbron, waaruit de man onophoudelijk energie en zelfvertrouwen kan putten, zij is de levendmakende adem, die weer klank haalt uit lang verstilde snaren. En hoe vol en diep klinkt dat lied! Deze liefde is opbouwend, krachtdadig, vindingrijk, ze dringt zich niet op, en kleineert niet. Zij begrijpt zonder veel te vragen, zij troost zonder te vernederen, zij is opbeurende ontferming. Door haar hart bereikt de eenvoudigste vrouw de hoogte van het grootste genie en wordt hem gelijkwaardig.

Wordt deze liefde bewust verzorgd, dan krijgt zij een wonderbaarlijke begeleider, een dienaar, die menige gesloten deur weer open krijgt, menig stilstaand raderwerk weer op gang brengt. Hij is de gids naar onbekend gebied en weet de draad van Ariadne in menig onontwarbaar labyrinth. Deze kleinere broeder van de goedheid is de takt, een steeds zeldzamer gast in onze taktloze beschaving. Hij is het, die alle opvallendheid, alles wat plomp of protserig is wegstrijkt van het kleed der goedheid. Hij gaat behoedzaam op zijn tenen, heeft geoefende oren, neemt de fijnste modulatie van een stemming waar, en heeft altijd het passende woord of het passende zwijgen tot zijn beschikking. Dat zwijgen vooral, die beminnelijke kunst, die in een vrouw niet hoog genoeg kan worden geprezen. Vrouwelijke takt is meer waard dan boekenwijsheid, want hij laat haar opgewassen zijn tegen iedere situatie. Zelfs een volmaakte hotelchef kan het overkomen, dat hij zonder het te willen tegen een hem onbekende wet van buitenlandse etiquette zondigt, maar een vrouw met takt zal nooit aanstoot geven, of het lot haar nu in een dievekroeg of naar de treden van een troon voert. Bijna ieder huwelijk is door takt te redden, zo ook ieder geluk, en ongeveer ieder volk. Dat echter is in't algemeen geen taak van de vrouw. Daarom is haar takt tegenover de man van niet minder gewicht. Haar goedheid moet het grote geheim van Adam kennen: dat hij tot zijn dood toe iets van het kind behoudt, dat hij als grijsaard nog jonger is dan de jongste vrouw, op wie immer duizenden jaren van dienen drukken, die haar ziel deden rijpen. Bekend zijn moet haar goedheid met zijn grote eenzaamheid midden in de schepping, die hij moet beheersen; met het plotseling versagen van zijn kracht, die het aan uithoudingsvermogen ontbreekt, met zijn prikkelbare zenuwen, en zijn vaak zoveel gecompliceerder zieleleven.

Dat alles weet de moederlijke goedheid, de takt echter gebiedt haar daarover te zwijgen en glimlachend ongemerkt te helpen - of met dezelfde glimlach haar hoofd af te wenden, om niets te zien. Nooit zal de takt onbeholpen te werk gaan bij het te hulp komen van de man. Indien mogelijk doet hij het zo, dat Adam zich kan verbeelden zelf op de reddende idee te zijn gekomen. Dan is zijn dankbaarheid twee keer zo groot.

De vrouw moet ook opgeruimd zijn. Deugd zonder lachen is zonde. Het geluk is opgebouwd uit duizenden kleine vreugden, die een blij mens voortdurend ziet opbloeien voor zijn voeten. Waarom verwarren de mensen zo dikwijls zwaarwichtigheid met diepte en omslachtig doen met waardigheid? Moeten we deugdzaamheid dan beoefenen met hetzelfde gezwoeg en gesteun, als waarmee de bakker zijn deeg voor het brood kneedt? Is ze dan een tegennatuurlijke toestand van de vrouw, dat ze bij haar zo dikwijls gepaard gaat met bitsheid of verveling?

De vrouw moet vrolijk zijn en ook niet te zwaar op de hand in het huwelijk. Het harde leven en de "struggle for life" drukken veel te zwaar op de schouders van de man, dan dat hij daarbij nog de zwaarwichtige ernst van zijn stijl-deugdzame vrouw op zich zou kunnen nemen. Onbezorgd, licht en blij moet de vrouw zijn. Ik bedoel geen lichtzinnigheid, maar het rustig evenwicht, de zin voor humor, die overal de zonnige kant ziet en naar voren haalt, de argeloosheid, die zo nu en dan spelenderwijs het lot een zware last nog tijdig weet te ontfutselen. De opgeruimdheid van de vrouw is een bron van gezondheid voor het hele huisgezin. Eva is zo dikwijls verbaasd dat totaal onontwikkelde, eenvoudige wezens zo'n invloed op de man kunnen krijgen. Dat is niet, zoals de vrouwen dikwijls denken, de slechtheid, de ondeugd van zulke mensen, die buiten de maatschappij staan; haar hele geheim is haar vrolijkheid. Waarom moet deze prachtige eigenschap, deze meeslepende kracht alleen een privilege van lichte vrouwen zijn? De angst, niet au sérieux te worden genomen, drijft de vrouw, die zichzelf respecteert, dikwijls tot een belachelijke deugdzaamheid. Zij bewijst zichzelf daarmee allerminst een dienst, want dan neemt de man haar zó zeer serieus, dat hij verschrikt van haar wegloopt.

Welke eigenschappen - naast deze hoofdtrekken - waardeert de man nog heel bijzonder in een vrouw en vindt ze onmisbaar voor zijn welzijn? Eenvoudig dit, wat reeds in de dagen van olim, zijn voorvaderen gelukkig maakt: praktische talenten.

Goed koken, goed naaien, zuinig en ordelijk het huishouden verzorgen. Alleen moet de vrouw nooit de slavin van het huisraad en van haar huishoudelijke talenten worden. Als vrouw is zij belangrijker dan als kookster, en daarom moet zij "het zich opofferen" niet overdrijven. Voor een echte man is het een onverdragelijke toestand altijd met gewetenswroeging naast zijn vrouw te moeten rondlopen. Liever vergeeft hij haar een paar grote fouten. Niets is voor een man zo pijnlijk als een martelaarsgezicht, vooral wanneer hij daar schuld aan heeft. Zijn medelijden en gewetenswroeging uiten zich dan gewoonlijk in grofheden, een niet zelden voorkomende vorm van mannelijke hulpeloosheid en vertwijfeling. Grofheden zijn zo dikwijls de tranen van een man. Daarom doet de vrouw er goed aan dit hardhandige meegevoel van de man zo weinig mogelijk op te roepen. Al mag dan bij vrouwen medelijden de voorloper van de liefde zijn, zeker is dat een voortdurend betoon van medelijden bij mannen juist de liefde doodt.

Op de juiste tijd moet de vrouw ook eens iets kunnen aannemen, en haar vreugde over een gift tonen, ook al zou Adam nu weer eens niet precies het juiste gekozen hebben. Eva moet de mannenziel al heel slecht kennen, om, als haar iets cadeau wordt gedaan, te zeggen, dat het veel te duur is voor haar en haar bescheiden middelen. Heel erg is het, als zij zegt: "Waarom heb je dat gedaan? Dat was heus niet nodig. Hoe kom je erbij om zoveel geld uit te geven?

Lieve Eva, neem met vreugde alles aan, waar Adam je eerlijk een plezier mee wil doen, ook al is het een onmogelijke paraplu of een doodvervelend boek. Bewonder de paraplu en tenminste de band van het boek. Is het werkelijk zo erg, dat je ze niet kunt houden, laat ze dan eens bij gelegenheid in de tram liggen. Er zal wel een tijd komen, dat de man je smaak beter weet te treffen.

Het is nu eenmaal zo, Eva, dat Adam ook in kleine dingen je bewondering niet kan missen. Hij kan onmogelijk iedere dag als een held op schichtige paarden toespringen of zich aan draken vergrijpen. Maar jij kunt hem, zonder dat hij het merkt, dagelijks zijn zelfvertrouwen teruggeven. Want denk eraan Eva, Adam lijdt meer onder minderwaardigheidsgevoelens dan jij. De vrouw heeft een merkwaardige hoge dunk van haar eigen kunnen en ondanks haar bescheidenheid, een benijdenswaardige zelfverzekerdheid. Haar bescheidenheid is pretentieloos, die van de man blijkt hieruit hoe hoog hij zichzelf schat. De vrouw bewonderd naief haar eigen werk, ze blijft er boven staan, en voelt zich de meerdere. Als draagster van het leven heeft zij instinctief een zekerheid der onsterfelijkheid. En dat is misschien de reden, waarom zij boven het vergankelijke werk blijft staan. De man daarentegen staat er eerbiedig en huiverig tegenover en plaatst het boven zichzelf; hij is dienaar van het werk, dat hij zich droomt groter dan hijzelf, en waarin hij zijn onsterfelijkheid belichaamd ziet. De man meet zich aan het Al en geeft zich gewonnen, de vrouw aan het leven, dat zij zelf kan voortbrengen en daarom is zij zeker van haar zege. Die zekerheid moet de vrouw altijd weer aan de man doorgeven.

Daarom, lieve Eva, hecht niet teveel waarde aan goed ontwikkelde biceps en stevige kuiten. Weet te rechter tijd zwakker te zijn dan hij, en láát hem zijn record-prestaties. De machine heeft al zoveel van de persoonlijke kracht en moed van de man overbodig gemaakt. Houd jij het bewustzijn bij hem levendig van eigen kracht, door er een beroep op te doen voor jezelf en het huisgezin. Geef hem zijn oude plaats als beschermer en hoofd van het huis.

De ideale vrouw is niet alleen die Eva, die op zoek gaat naar het verloren paradijs, zij is ook de moeder, waarvan de oude legende verhaalt. Ken je die nog?

Ze had maar één zoon. Die zoon hield van een vreemde vrouw, die echter niet aan zijn liefde geloofde. Ze zei: "ga heen en breng me het hart van je moeder, dan zal ik aan je liefde geloven." De zoon aanbad zijn moeder, maar hij ging en ontroofde haar het bloedend hart. Dezelfde nacht nog, liep hij over heg en steg om het loon voor zijn bloedig offer te ontvangen. En terwijl hij daar zo liep met het hart van zijn moeder in zijn handen, stootte hij tegen 'n steen en viel. Toen weende het moederhart, en vroeg: "Heb je je pijn gedaan, mijn kind?"

Eva! Zolang nog een vonk van deze liefde in je ziel gloeit, zolang is het nog niet donker op deze wereld en het paradijs nog niet helemaal verloren.

Verder met "Kracht en schoonheid".

Appel