DE RIDDER VAN DE DROEVIGE FIGUUR

Het is niet meer zo maar vast te stellen of hij in rechte lijn van Don Quichotte afstamt, want zijn gilde is zo vertakt, zijn nakomelingschap zo vruchtbaar, onze Europese bodem zo gunstig voor zijn groei en bloei, dat wij dit onderzoek gaarne aan een echte ridder van de droevige figuur overlaten. Het gilde van deze ridders is oer-oud en staat over 't algemeen hoog in aanzien, daar ze omgeven zijn door een nimbus van genialiteit, die hen "taboe" maakt. Er zijn vele rangen in die grote orde, van de "halve gare" af tot de heilige dwaas toe, wiens dwaasheid niets dan extase is. Deze hoogste trap van dwaasheid kan de mensheid waarlijk echt geluk schenken.

Alle dwazen hebben iets gemeen: ze laten zichzelf niet op hun grillen voorstaan. Ze scheppen niet op over hun afwijking; ze bestrijden zelfs dat het er een is, en menen dat zij alleen normaal zijn en de rest van de wereld stapelgek.

Echte fantasten zijn eerlijke klanten, die het niet kunnen helpen dat ze iets te weinig of iets te veel in hart of hun hoofd hebben. Je kunt niet boos op hen worden al schoppen ze soms een hele boel in de war. Er zijn onschuldige zonderlingen bij, die dan pas van het leven genieten als ze zich op een rare manier kunnen voeden, anderen, die het leven slechts dan begerenswaard vinden als ze oude lucifersdoosjes of een bijzondere soort kevers kunnen verzamelen, weer anderen hebben hun heil te danken aan een of andere eigenaardige gymnastiek-oefening.

Altijd hebben ze hun principes, waarvoor ze bereid zijn hun leven te geven. De een slaapt altijd maar om de nacht, een ander vast twee dagen om alleen de derde dag te eten, 'n derde bestijgt iedere zondag dezelfde berg, een vierde brengt zijn vrije tijd door in bad. De een praat met zichzelf, de ander praat helemaal niet. Bescheiden zijn ze allemaal - en nog iets: ze hebben allemaal 'n ding, een woord, een kleur waar ze niet tegen kunnen. Dan kunnen ze werkelijk wild worden. Niemand begrijpt waarom, zijzelf kunnen het ook niet verklaren. Ze dragen ieder een of ander verlossingsidee in zich om, en menen dat ze daarvoor verantwoordelijk zijn. In ieder geval komen ze daarvoor op met inzet van heel hun persoon al is het op de meest onhandige manier, - en of het er nu om gaat de mensheid van haar kwalen of de rozenstruik van luizen te bevrijden, voor een ridder van de droevige figuur maakt dat geen onderscheid.

Ze zijn pracht-objecten voor een roman of een film, maar minder geschikt voor het huwelijk. Ze verwachten namellijk van vrouw en kinderen, dat ze hun weg zullen volgen, en zetten ook hun meest fantastiche plannen door zonder acht te slaan op gezondheid of bestaan. Gelukkig is het meestal ondoenlijk gelijke tred met hen te houden. Hun uitgesproken anti-talent voor het reëele doet hen gewoonlijk de grond onder de voeten verliezen. Ze zweven gelukzalig door de blauwe ether, hoog boven de domme mensheid, die geen vleugels heeft, die haar voeten nog altijd gebruikt om te lopen en haar boerenverstand om te denken. Het moge dan al niet gemakkelijk te zijn met zo'n fantast te leven, toch moet je van hem houden, want ze zijn allemaal bedeesde dichters en grote kinderen, waarover de vrouw moeder kan spelen.

Een minder waardige ontaarding zijn de onechte fantasten, Ze zijn precies als u en ik. Maar ze hebben een soort eerzucht om voor abnormaal door te gaan, in de hoop daardoor een indruk van genialiteit te wekken. Dergelijke poseurs verzorgen hun grilligheid als een kostbare salon-cactus en dragen hun dwaasheid als een veer op hun hoed. Ze pronken met hun eigenaardigheid, tot ze in de hele stad voor de grootste gek doorgaan. De een probeert het met lange wapperende haren en smachtende dassen, de ander doet zich voor als een onvervalst natuurtype en zingt in de tram, een derde vindt het prettig als je hem voor vlegel uitscheldt, en voelt zich één met Beethoven. Er zijn er ook die voor Lord Byron of Oscar Wilde spelen.

De salon-poseur bewijst zijn aestheten-inzicht door 'n schitterende monocle-techniek en door een vermoeide, nonchalante houding. Dat is de man, die z'n Weltschmerz voor de spiegel oefent. Maar soms kun je hem ook op straat tegenkomen in gezelschap van de meest onmogelijke dieren of met 'n reusachtige zonnebloem in zijn knoopsgat. Is de onechte fantast niet echt moedig, dan zal hij zich tevreden stellen met een opvallende slechte gewoonte. Hij spreekt heel aristocratisch door zijn neus, of steekt plebejisch zijn handen in zijn broekzakken. Dergelijke, eigenlijk doodnormale zonderlingen behoren niet tot de edele nakomelingschap van Don Quichotte, maar net als de echte ridders van de droevige figuur maken ze toch van het huwelijk een rare geschiedenis.

En de laatste: de bekrompen burger

Appel