DE FATALE VROUW


IK BEN IK, de sfinx. De wereld is mijn omlijsting, die God voor mijn schoonheid heeft geschapen. Mijn glimlach heeft oorlogen ontketend, moord, brandstichting en verraad gebracht. Ik bewonder zelf mijn glimlach, en vind hem met geen offer te duur betaald. Dichters, ridders, krijgers en koningen hebben mij gediend; de hele wereld legden ze aan mijn voeten om mij te bewegen tot ontsluiering van het raadsel mijner diepste gedachten. Ik echter bleef zwijgen, - want ik heb helemaal geen gedachten. Het geheim van mijn ondoorgrondelijkheid is de absolute leegte. Wat hindert het mij of de mannen altijd weer opnieuw proberen het vat der Danaïden met hun verlangens te vullen? Ik ben onsterfelijk, want mijn rijk is gebouwd op de fundamenten der domheid. Voor mij is slechts één ding van belang: mijn sfinxengezicht aan te passen aan de wisselvallige tijden. Met de Griekse Helena schreed ik vol dartelheid in zwierende gewaden over de puinhopen van Troje, onder diamanten bedekt vluchtte ik met Cleopatra over zee, om de liefde van een man op de proef te stellen. Ik bereed het schuimende ros van Lucretia Borgia, zwaaide met dolk en zweep, jongleerde met gifbekers, ach, dat was een prachttijd. Men geloofde in mijn verdorvenheid. O, als ik nog denk aan die stampende rossen, die tomen zwaar van goud, die brandende fakkels, die fluwelen maskers, die ontvoeringen - hoe goed stond me daarbij die veren baret!

Ook in de tijd van de romantiek ging het mij niet slecht. Mijn neervallende lokken, vermoeide ogen, bleek gelaat - ik was teringlijdend en weende voortdurend, over de dood van mijn lievelingsvogel en de melancholie van het maanlicht, glijdend over de zwanen in de vijver bij middernacht. Had ik geen tering dan leed ik aan een andere voorname kwaal. Dan was ik exotisch. Ik lag op tijgervellen, tussen fluwelen gordijnen en kunstmatige palmen, en peinsde erover hoe ik de Tsaar zou kunnen vermoorden, of de wereld op een andere manier bevrijden. Wie mij ontmoette viel biddend op zijn knieën, en was mijn offer. Ik ben immers de fatale vrouw.

Daarna kwam de tijd van de onpeilbare afgronden der ziel. Ik was zo moe, zo levensmoe. Huiverend hulde ik mij in de nevels van 't Noorden, ging dromend langs het leven, en wist zelf niet hoe ik mij voelde. Ik leed aan een duizelende diepte van vage gewaarwordingen, werd door niemand begrepen, en begreep mijzelf ook niet. Ook dat was een interessante tijd.
Later vond ik, dat lichtzinnigheid eigenlijk beter bij mij paste. Zuidelijke gloed, castagnetten en rode rozen.

"L'amour est enfant de Bohème".

Tegenwoordig echter heet ik niet meer Carmen, net zo min als Loeloe, maar ik ben de "vamp". Ook niet kwaad. Mijn geschoren wenkbrauwen moeten het kinderlijk demonische, het onderbewuste van mijn erotiek verraden. Exotisch ben ik ook niet meer, alleen "von Kopf bis Fusz auf Liebe eingestellt". Ik heb geen hart meer, enkel nog maar benen. Af en toe nog trillende mondhoeken, en verder aangeplakte wimpers. Ik ben de demonische vrouw. Ik leef nu als het getemde pantertje, dat je als luxe-dier ontmoet op de boulevards van een badplaats. Gevaarlijk - ongevaarlijk. Ik doe vlot, gooi mijn benen over mijn hoofd, rook sigaretten, kam mijn korte lokken boven je soepbord - wat gaat jou dat trouwens aan? Ik doe precies wat ik wil, en ben tóch een fatsoenlijk meisje, met ongelooflijk naïeve ogen onder mijn blauwgesminkte oogleden. De man is mijn beste kameraad - waarom ook niet? Ik rook, boks, zwem, ik vecht en drink precies als hij. En toch ben ik een onschuldig meisje, zonder list of blaam, een gevaarlijk-ongevaarlijk, schuldig-onschuldig, decadent natuurkind. De fatale vrouw in moderne uitgave.

Je protesteert? Je bent overtuigd, dat geen verstandig man zo'n slecht schepsel in huis zal halen? Wat ben je toch een onnozele burgerziel! Zal ik aan jouw vrouw mijn macht eens net zo lang voor ogen toveren, tot ook zij het fatale element in je huwelijk wordt?

En de volgende: de vlijtige huissloof

Appel