DE RUSTELOZE

Ze komt als een wervelwind de kamer binnen, slaat hard de deur achter zich dicht, vliegt naar het raam om dat open te zetten, trekt met haar voet het tapijt recht, schuift met haar knie een stoel op zijn plaats en met haar heupen de tafel, schreeuwt naar haar man, maakt ruzie met de gedienstige, begint iets te vertellen, breekt midden in de zin af, en loopt met een gil de kamer uit.
Het schoot haar ineens te binnen dat de melk nog op het gas stond. Je zoekt haar in de keuken als ze al lang weer in de kelder is. Overal ligt een half afgemaakt stuk werk, en iedereen wacht vergeefs op het slot van een net begonnen zin. Voor iedereen heeft ze iets te doen, een boodschap, een opdracht.

Ze heeft een soort waan-idee dat de tijd haar ontsnapt, en ze schijnt hem te willen nalopen. Daarom vult ze iedere seconde boordevol met bezigheden. Ze komt nooit tot zichzelf, duizend onuitgebroede gedachten jagen als een caroussel in haar hersens rond, totdat zij ze plotseling, tot schrik van haar hele omgeving, in daden omzet.
Ze luistert natuurlijk maar met een half oor, vangt echter juist een woord op, net erg genoeg om de hele familie in beroering te brengen, want de rusteloze vrouw sticht bij tij en ontij verwarring. Geen water is zo stil of zij kan er nog wel een storm in ontketenen; geen eenzaamheid zo verzonken of zij is nog wel in staat die helemaal in haar eentje met haast en lawaai te vervullen. In haar nabijheid trilt de lucht voortdurend en alle voorwerpen zijn electrisch geladen. Het leven aan haar zijde bestaat uit een opeenvolging van zenuwschokken, alleen zijzelf is daartegen gevrijwaard, zij leeft op en gedijt en voelt zich het lekkerst in de grootst mogelijke herrie.

En de volgende: de miskende vrouw

Appel